vrijdag 16 september 2016

Erfpacht: de waardebepaling en het waardebegrip

Dat hierover veel verschillende opvattingen zijn blijkt wel uit de lopende discussie over de waardering van de (bloot)eigendommen van Staatsbosbeheer op de Waddeneilanden. Hoewel dit door sommige als een slepende zaak zal worden beschouwd, levert de discussie ook wat op, namelijk een grondige analyse van de taxatiemethodiek en het te hanteren waardebegrip.

Aanleiding voor dit blogbericht is o.a. de kamerbrief van de minister. In de kamerbrief lijkt de Minister voor te selecteren op het omarmen van de taxatiemethode van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB).

Hoewel de taxatiemethode niet online te raadplegen is, is wel bekend dat die in vele opzichten afwijkt van het advies van de “Commissie waardebepaling bloot eigendom”. Uit de beoordeling van de hoogleraren kan enigszins de inhoud achterhaald worden en blijkt er toch kritiek.

Naast de punten die de hoogleraren aanhalen, valt het mij op dat RVB maar één taxatietechniek lijkt te gebruiken om te komen tot de waarde van de bloot eigendom, namelijk de residuele waarde methode, in combinatie met de gecorrigeerde vervangswaarde voor de opstal.

Terwijl het in de praktijk toch zeer gebruikelijk is om verschillende taxatietechnieken naast elkaar te gebruiken.

Zo gebruik ik doorgaans drie technieken:
1.    residueel rekenen aan de hand van de huidige waarde van de opstal;
2.    werken met een depreciatiefactor ten opzichte van bouwkavels;
3.    werken met een grondquote ten opzichte van de huidige marktwaarde van het geheel (woning + grond).

Het toepassing van deze taxatietechnieken vergt de nodige deskundigheid, maar een juiste toepassing ervan leidt in de praktijk, bij de meeste objecten, tot uitkomsten die dicht bij elkaar liggen en dat resulteert in een goed onderbouwde grondwaarde.

Ten tweede valt mij op dat er geen duidelijk waardebegrip wordt genoemd. Er staat in ieder geval niet dat RVB de bijvoorbeeld de marktwaarde wenst te bepalen van het bloot eigendom.

Ook lees ik niets terug over hoe omgegaan wordt met de depreciërende factoren van de erfpachtvoorwaarden. Dit lijkt RVB te willen ondervangen met standaard percentages. Bij erfpacht is niets standaard. Ook op de wadden zullen qua voorwaarden niet dezelfde overeenkomsten gesloten zijn. Een taxatie van bloot eigendom is mijns inziens onmogelijk zonder een grondig begrip van alle details van het erfpachtcontract.

De vraag is dus hoe ver je moet gaan in het willen standaardiseren van de uitgangspunten voor een taxatie. Ook moet opgepast worden dat het hanteren van één methode niet zaligmakend wordt of dat de kamerbrief in combinatie met de bijlage (door de milde vorm van de kritiek) opeens waarheid wordt.