De rechter stelt dat op dit moment niet kan worden vastgesteld dat de pelsdierhouders enige (adequate) vergoeding zal worden geboden voor de schade. In mijn dagelijkse werkzaamheden als rentmeester/taxateur kom ik in met name onteigeningen het begrip 'volledige schadeloosstelling' tegen. Deze volledige schadeloosstelling vind haar oorsprong bij de ontneming van eigendom in het publiek belang, ook wel 'eminent domain' genoemd. Zonder er eigenlijk bij stil te staan zijn er, als je de uitspraak leest, bepaalde paralellen te trekken tussen een onteigening in het publiek belang en de Wet verbod pelsdierhouderij. Echter ontbreekt er bij de laatste (tot de uitspraak) een concrete schadeloosstellingsregeling. In deze blog wil ik eens inzoomen op de mate van inbreuk op het eigendom en het recht op een schadeloosstelling.
In artikel 1 van het EVRM en de grondwet is het eigendomsrecht vastgelegd. In dit artikel is het volgende hierover opgenomen:
“Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.
De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een Staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.”
Terug naar de uitspraak in relatie tot het bovenstaande en de Wet op verbod pelsdierhouderij. In de uitspraak lees ik het volgende terug over de inbreuk op het eigendom en de ontneming van het eigendom. Een interessant stuk hierover staat in het vonnis onder punt 4.9 :
"Ingevolge de Wet verbod pelsdierhouderij wordt in de uitfaseringsperiode van 15 januari 2013 tot 1 januari 2024 een inbreuk gemaakt op het voormelde eigendomsrecht van de pelsdierhouders. Immers, in deze periode mogen zij bijvoorbeeld hun bedrijf niet uitbreiden en behoudens bijzondere omstandigheden hun bedrijf niet overdragen. Vanzelfsprekend is dit een beperking van hun eigendomsrecht. Deze beperkende maatregel moet naar het oordeel van de rechtbank als regulering van eigendom worden aangemerkt. "
De rechter kwalificeert hiermee dat in dit kader de wet een dermate grote inbreuk op het eigendomsrecht van de pelsdierhouders is, dat het een regulering van eigendom betreft. Onder punt 4.10 kwalificeert zij het als 'een zeer zware vorm van regulering van eigendom', vanwege het verbod om vanaf 01 januari 2024 de bedrijfsactiviteiten niet meer te mogen uitoefenen en dat de daarmee samenhangende verdiencapaciteit wordt ontnomen.
Vervolgens toetst de rechtbank in grote lijnen op basis van drie uitgangspunten of de Wet Verbod Pelsdierhouderij in relatie tot artikel 1 EVRM stand houdt. Dat zijn deze drie uitgangspunten (of: beginselen):
- Principle of lawfulness (Legaliteitsbeginsel)
- Principle of legitimate aim (Legitimiteitsbeginsel)
- Principle of fair balance (Proportionaliteitsbeginsel)
Wat volgt is de beoordeling op grond van het proportionaliteitsbeginsel, ofwel 'fair balance'. Hierover staat in het vonnis (4.14): "‘De rechtbank zal nagaan of de (forse) inmenging in het eigendomsrecht van de pelsdierhouders proportioneel is, dat wil zeggen dat er een ‘fair balance’ c.q. rechtvaardig evenwicht bestaat tussen de eisen van het algemeen belang en de bescherming van de fundamentele rechten van de pelsdierhouders."
Even een kleine tussensprong naar de Wet Verbod Pelsdierhouderij inzake de hierin opgenomen vergoeding/compensatieregeling. In artikel 7 staat hierover het volgende:
Artikel 7
- 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over tegemoetkoming in de kosten van sloop of ombouw van gebouwen waarin nertsen beroepsmatig gehouden worden, die als gevolg van het verbod, bedoeld in artikel 2, hun functie verliezen.
- 2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
In feite wordt hiermee gezegd dat na inwerkingtreding van de wet op enig moment een compensatieregeling wordt opgezet bij AMvB, om de getroffen pelsdierhouders te compenseren. Op het moment van inwerkingtreding van de wet was er van een compensatieregeling geen zekerheid. Daarover overweegt de rechtbank met inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel het volgende: (4.17) "Nu derhalve vanaf 15 januari 2013 sprake is van regulering van eigendom en per
1 januari 2024 sprake zal zijn van een zeer zware vorm van regulering van eigendom, ten gevolge waarvan de pelsdierhouders ernstig financieel (zullen) worden getroffen, zonder dat op dit moment kan worden vastgesteld dat hen daarvoor enige, laat staan adequate, vergoeding is/zal worden geboden, is geen sprake van fair balance. Dat betekent dat daarmee bij deze stand van zaken de in de Wet verbod pelsdierhouderij neergelegde maatregelen disproportioneel en in strijd met art. 1 EP zijn."
Alles overziend, komt de rechtbank met het voornoemde tot de conclusie dat de wet niet voldoet aan het proportionaliteitsbeginsel. Daarmee voldoet zij tevens niet aan art. 1 EVRM. Zoals ik ook in mijn inleiding al deels aangaf, stelt de rechtbank de wet buiten werking op grond van het ontbreken van 'fair balance'. De wet voldoet wel aan het legitimiteitsbeginsel en het legaliteitsbeginsel, maar niet aan het proportionaliteitsbeginsel. Aan al deze drie criteria dient de wet te voldoen, wil zij de toets op grond van art. 1 EVRM doorstaan.
In de kop van deze blog heb ik met een vraagteken aangegeven de vraag: 'recht op onteigening?'. Dat heb ik gedaan omdat ik een relatie zie tussen deze uitspraak en praktijksituaties waarbij er sprake is van zogenoemde 'schaduwschade'. Er is namelijk geen wettelijke grondslag voor het vergoeden van deze (soms tijdelijke) waardevermindering van eigendommen. Met schaduwschade bedoel ik overigens waardevermindering van eigendommen als gevolg van een niet concreet plan wat boven de markt blijft hangen (bijvoorbeeld een zoekgebied voor een nieuwe snelweg). Door de onzekerheid kan het zijn dat er al een soort 'schaduwschade' in het gebied optreedt. In het geval van de pelsdierhouders is er in feite sprake van tien jaar 'schaduwschade'. De werkelijke schade in aanloop naar het verbod op 01 januari 2024 hoopt zich door de jaren heen op en uit zich veelal pas concreet op het moment dat het verbod ook daadwerkelijk intreedt. In die zin vind ik het een zeer interessante uitspraak omdat in het vonnis de uitgangspunten van en vrij en onbezwaard genot van eigendom worden getoetst op inbreuk van eigendom (proportionaliteitsbeginsel) en het rechtvaardigen van een schadevergoeding als dat het geval is. Wat ik heb gelezen overweegt de Staat in beroep te gaan tegen deze uitspraak, wordt dus ongetwijfeld vervolgt. Nog terugkomend op de vraag in de kop: recht op onteigening? In het geval van de pelsdierenhouders zou ik zeggen ja, dan kan men in ieder geval rekenen op een volledige schadeloosstelling.
Update 2 juni: Kamerbrief over de uitspraak en de gevolgen er van (link).