vrijdag 25 oktober 2013

Het Normaal maatschappelijk risico. Hoe ver kunnen we gaan?!

Met de inwerkingtreding van het ‘nieuwe’ Wro op 01 juli 2008 is ook afdeling 6.1 (‘tegemoetkoming in schade’) in werking getreden. Sinds die tijd is er nogal wat gewijzigd ten opzichte van artikel 49 ‘oud’ WRO. Bijvoorbeeld de beperkte periode van vijf jaar na onherroepelijk worden van een planologische wijziging waarbinnen een dergelijk verzoek ingediend kan worden. Maar ook de wijze waarop men dient om te gaan met planmaximalisatie in de planvergelijking. Daarnaast kennen we in het planschaderecht sinds de inwerkingtreding van het ‘nieuwe’ Wro ook het verschijnsel ‘Normaal maatschappelijk risico’ (hierna Nmr) zoals de wetgever heeft beschreven in art. 6.2 Wro.

Dit laatste is een interessant fenomeen, aangezien de wetgever in dit artikel duidelijk aangeeft dat in ieder geval voor rekening blijft van de aanvrager:

a) schade in de vorm van een inkomensderving: een gedeelte gelijk aan 2% van het inkomen onmiddellijk voor het ontstaan van de schade;
b) schade in de vorm van een vermindering van de waarde van een onroerende zaak: een gedeelte gelijk aan 2% van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk voor het ontstaan van de schade.



De woorden ‘in ieder geval’ impliceren dat dit blijkbaar ook meer kan zijn. Lange tijd wisten met name schadebeoordelingscommissies, maar ook gemeentes en andere deskundigen niet goed hoe hiermee om te gaan. In de praktijk resulteerde dit vaak in het enkel aannemen van 2% Nmr zonder dat onderzocht werd of dit wellicht meer zou moeten zijn. De laatste pak en beet 2 jaar ontstaat er mondjesmaat enige jurisprudentie hieromtrent. Inmiddels is toch wel duidelijk dat volgens vaste jurisprudentie (bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2012:BX6492) van belang is dat onder meer wordt onderzocht of de planologische ontwikkeling als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden beschouwd waarmee de benadeelde rekening had kunnen houden in die zin dat de ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag. Ook al bestond geen concreet zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop de ontwikkeling zich zou voordoen. Dit is een duidelijk verschil met voorzienbaarheid waarbij sprake moet zijn van een concreet beleidsvoornemen al dan niet formeel tot uiting gebracht.

Er zijn inmiddels meerdere uitspraken waarbij het college naar huis wordt gestuurd om een nieuw besluit te nemen, omdat ze verzuimd hebben de hoogte van het Nmr goed te onderbouwen. Daarnaast zijn er ook enkele uitspraken van de RvS die hebben bekrachtigd dat een waardevermindering welke boven de 2% Nmr uitkomt in specifiek geval ook geheel voor rekening van de aanvrager kan blijven.

In onderhavig geval (ECLI:NL:RVS:2013:201) in de gemeente Horst aan de Maas gaat het om een zaak waarbij de schadebeoordelingscommissie ten gevolge van het gewijzigde planologische regime, in dit concrete geval een vrijstellingsbesluit ex. artikel 19 WRO waardoor zes woningen bestaande uit één bouwlaag met kap gebouwd mogen worden, planologisch nadeel heeft aangenomen. De waardevermindering ten gevolge van deze planologische wijziging is door de schadebeoordelingscommissie gesteld op €8.000,-- zijnde circa 3,7% van de vrije verkoopwaarde voor planologische wijziging. De commissie heeft vervolgens gesteld dat deze waardevermindering geheel voor rekening van de aanvrager dient te blijven. Motivering is niet dat de planologische wijziging voorzienbaar is geweest op basis van een concreet beleidsvoormemen, maar dat op basis van de ligging van aanvragers woning binnen de dorpskern en mede gezien de bestaande stedenbouwkundige situatie aanvrager rekening had kunnen houden met de mogelijkheid dat aan de andere zijde van de straat ook tegenover zijn woning op enig moment gebouwd zou gaan worden. Ook al bestond er geen zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop deze bebouwing zich zou concretiseren en de omvang van de nadelen die daaruit eventueel zouden voortvloeien.

Bovenstaande is zowel door de rechtbank als de RvS bekrachtigd. Normaliter zien we dat  bij een planschadebeoordeling feitelijkheden, welke niet planologisch of uit beleid zijn geborgd, geen rol spelen, echter blijken feitelijkheden met betrekking tot het Nmr wel ineens een rol te gaan spelen. Grote vraag is hoe ver we dit kunnen doortrekken. Ongetwijfeld zullen partijen hiermee gaan ‘experimenteren’. Wachten is dan ook meer jurisprudentie zodat er wellicht een ‘lijn’ ontstaat. Wij zullen dit en andere ontwikkelingen op het gebied van planschade en nadeelcompensatie in ieder geval op de voet blijven volgen. Interessante casussen uit onze eigen praktijk zullen wij zeker middels deze Blog aan u kenbaar maken.
Deze ontwikkelingen bevestigen weer eens hoe belangrijk het is om een deskundige in te schakelen op het moment dat een planschade en/ of nadeelcompensatievraagstuk speelt. Of het nu gaat om bijstand bij het indienen van een claim, een beoordeling van een claim, een second opinion of een planschaderisicoanalyse. Kennis van zaken kan enorm veel voordeel opleveren. Wij zijn u hier uiteraard graag bij van dienst…………..