Erfpacht is en blijft een interessant onderdeel binnen het
vakgebied van een rentmeester. Tussen de grondeigenaar (bloot-eigenaar en soms
ook erfverpachter genaamd) en de erfpachter ontstaan menigmaal discussies over
de interpretatie en de uitleg van de erfpachtvoorwaarden. Veel discussies ontstaan
op het moment dat een grondeigenaar, al dan niet terecht, herziening van de
canon verlangt. In veel erfpachtovereenkomsten staat dat als partijen geen
overeenstemming bereiken over de hoogte van de nieuwe canon, de nieuwe canon
door een commissie van drie deskundigen (elke partij wijst één deskundige aan
en die twee benoemen gezamenlijk een derde) zal worden vastgesteld. In het
arrest van het Gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden van 28 januari 2015 (NJF 2015, 238) heeft het hof
geoordeeld dat een dergelijke bepaling op grond van Artikel 6:236 aanhef en onder
n BW nietig is als die de gang naar de rechter uitsluit:
(…) Het hof oordeelt dat de procedure voor canonherziening in artikel 4
lid 2 en 4 onredelijk bezwarend is omdat een tussen partijen bestaand geschil
over de herziening van de canon exclusief in handen legt van bindend adviseurs,
dat wil zeggen een ander dan een rechter of arbiter, en niet is voorzien in een
clausule waardoor [appellanten] binnen een termijn van tenminste een maand zou
kunnen kiezen voor de bevoegde overheidsrechter (artikel 6:236 aanhef en onder
n BW).
Een interessante uitspraak, want deze voorwaarde komt veel
voor in erfpachtovereenkomsten. Belangrijke
kanttekening is wel dat er onderscheid wordt gemaakt tussen consumenten (natuurlijke
personen, die niet handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf) en
niet consumenten.