donderdag 24 december 2015

De vennootschap onder firma (vof) en onteigening?




Moeten de vennoten van een vennootschap onder firma (vof) in het minnelijk overleg betrokken worden?

In de volgende Kroonjurisprudentie (https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2012-24245.html) lees ik het volgende:
"Ad 5) uit de Ons overgelegde stukken is gebleken dat door verzoeker op 14 november 2011 een schriftelijk bod tot financiële schadeloosstelling is gedaan aan de eigenaren van de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken. De V.O.F. is geen dergelijk schriftelijk aanbod gedaan. Naar Ons oordeel moet het minnelijk overleg, zoals dit in overeenstemming met Ons bestendig beleid voorafgaand aan het verzoek tot aanwijzing ter onteigening moet worden gevoerd, zich in overeenstemming met de artikelen 17 en 18 van de onteigeningswet, in eerste instantie richten op de eigenaren overeenkomstig de kadastrale registratie. Tot onderhandelingen met derde belanghebbenden is verzoeker dan ook niet wettelijk verplicht. Onder omstandigheden kan overleg met derde belanghebbenden uit een oogpunt van zorgvuldigheid evenwel in de rede liggen. In het onderhavige geval deed zich de noodzaak daartoe niet voor, want in de onderhandelingen met de eigenaren/vennoten konden deze laatsten de belangen van de V.O.F in het overleg betrekken.

Dat de V.O.F. door verzoeker en door Onze Minister is aangemerkt als belanghebbende bij het ontwerp onteigeningsbesluit, staat hier los van en ziet uitsluitend op het verzenden van een persoonlijke kennisgeving met daarbij de verwijzing naar de mogelijkheid van het door de V.O.F naar voren brengen van een zienswijze. De zienswijze van reclamanten geeft Ons in zoverre geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen."

Hoe zit het dan met het recht op schadeloosstelling?


Hierover gaat het arrest: NJ 2015/56.

In dit specifieke geval gaat het om de volledige schadeloosstelling van de huurder van het onteigende. In het onteigende werd door een vof een restaurant geëxploiteerd. De huurder was één van de vennoten en de huurder heeft de door hem gehuurde bedrijfsruimte beschikbaar gesteld aan de vof. Bestaat de schadeloosstelling voor de huurder dan alleen uit het verlies van het gebruiksrecht op het onteigende of dient ook de volledige bedrijfsschade vergoed te worden? De Hoge Raad oordeelt als volgt:
"Ten behoeve van de begroting van de aan [verweerder] toekomende schadeloosstelling heeft de rechtbank terecht aansluiting gezocht bij de rechtspraak van de Hoge Raad waarin is beslist dat indien een eigenaar op de onteigende zaak een bedrijf heeft uitgeoefend in het verband van een vennootschap onder firma of maatschap, of in een niet juridisch vormgegeven familieverband, en op hem een verplichting rust om de hem toe te kennen vergoeding ter zake van inkomensschade in dat verband in te brengen, de volledige bedrijfsschade van dat verband moet worden aangemerkt als rechtstreeks en noodzakelijk gevolg van de onteigening in de zin van art. 40 Ow (HR 22 maart 1972, ECLI:NL:HR:1972:AB5578, NJ 1972/294; HR 6 juni 1973, ECLI:NL:HR:1973:AB7224, NJ 1974/140;
HR 27 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA1731, NJ 2014/100). In het licht van hetgeen hiervoor in 4.4.2-4.4.4 is overwogen, heeft te gelden dat ook indien een huurder in het verband van een vennootschap onder firma of maatschap, of in een niet juridisch vormgegeven familieverband, een bedrijf uitoefent in of op een onroerende zaak die wordt onteigend, en op de huurder een verplichting rust om de hem toe te kennen vergoeding ter zake van inkomensschade in dat verband in te brengen, de volledige bedrijfsschade van dat verband moet worden aangemerkt als rechtstreeks en noodzakelijk gevolg van de onteigening in de zin van art. 40 Ow."