donderdag 22 november 2018

Wie altijd de wind in de rug wil hebben komt nooit thuis


Nederland staat voor een enorme opgave wat betreft energietransitie. En ook al staan we nog maar aan het begin, het is nu al merkbaar. Voor zowel de particulier als de ondernemer. Voor de stad maar ook zeker voor het platteland. 

Deze energietransitie vraagt namelijk om ruimte. Ruimte voor windmolens en sinds een aantal jaren ook voor zonneparken. Dit gaat niet zonder slag of stoot. De noodzaak voor de omschakeling naar duurzame energie wordt door veel mensen begrepen, maar dat betekent niet dat elke burger enthousiast wordt van een wind- of zonnepark in zijn achtertuin.

De energietransitie is niet de eerste ruimtelijke ontwikkeling ten behoeve van ons algemeen belang die we in dit land moeten realiseren. Als het gaat om het aangaan van grote uitdagingen hebben we de nodige ervaring. Onze uitstekende infrastructuur op het gebied van onder andere vervoer en waterveiligheid is gerealiseerd dankzij het aangaan van grote uitdagingen. Denk bijvoorbeeld aan de Deltawerken, de Betuwelijn, het Ruimte voor de Rivier programma en heel recent de Noord/Zuidlijn. 


Waar het bij deze projecten ging om grote overheidsprojecten is bij de realisatie van wind- en zonne-energie de markt aan zet. Uiteraard heeft de overheid nog steeds een sturende rol maar zij laat de markt de windmolens en zonneparken bouwen. En om de markt in beweging te krijgen verstrekt de overheid subsidie. Subsidie die nog steeds noodzakelijk is om te zorgen dat een windmolen of zonnepark niet alleen stroom maar ook winst oplevert. 

Steeds vaker en duidelijker wordt vanuit (lokale) politiek en bestuur de voorwaarde gesteld dat die markt zorgt voor voldoende draagvlak bij de omgeving.  Marktpartijen als ambassadeur van het algemeen belang. Dit draagvlak wordt onder andere gecreëerd middels participatiemodellen. De omgeving participeert in het initiatief en deelt in de winst. Er wordt zo directe betrokkenheid gecreëerd van afnemers bij de winning van hun energie. Tegelijkertijd is het delen in de winst een middel om weerstand weg te nemen. Met de gedachte: “ik zit niet te wachten op een windmolen in mijn nabije omgeving, maar als ik er van kan profiteren…”. Maar zet de overheid dan niet indirect subsidie in om weerstand weg te nemen? En is dat een duurzaam model om draagvlak te creëren voor het algemeen belang? En is dat niet een tegenovergestelde ontwikkeling ten opzichte van het planschaderecht waar de drempel voor het uitkeren van schade naar 5% lijkt te gaan. Meer vergoeden dan de werkelijke schade versus minder vergoeden dan de werkelijke schade. 

Een aantal vragen die mij als rentmeester bezighouden. Vooral omdat wij ons dagelijks begeven op het snijvlak van het algemeen en individueel belang. Als rentmeesters staan wij regelmatig voor de opgave om in opdracht van de overheid mensen schadeloos te stellen. Omdat zij schade hebben vanwege de aanleg van een weg, dijk of spoorlijn. Met als basisprincipe het vergoeden van de schade, niet meer en niet minder. In die gevallen is er geen mogelijkheid om te delen in de winst, omdat die dijk nou eenmaal geen winst oplevert. Draagvlak is daar afhankelijk van een gezamenlijk belang om droge voeten te houden of om van A naar B te kunnen. En zou dat bij de energietransitie eigenlijk ook niet voldoende moeten zijn?  Draagvlak omdat we nu eenmaal willen omschakelen naar duurzame energie? 

Met de komst van de participatiemodellen is een andere wind gaan waaien. En of dat altijd wind in de rug zal zijn? De tijd zal het leren.


Teun Lassche
Rentmeester - Taxateur